Artikelen

Het coronavirus nam mijn moeders partner te grazen

Mijn mondkapjes, resultaat van huisvlijt van de buurvrouwen

Amsterdam UMC (Universitair Medische Centra) gaat vanaf 4 mei een groot onderzoek doen naar de verspreiding van het coronavirus in verpleeghuizen. Een van de belangrijkste vragen is of ook mensen zonder symptomen mensen kunnen besmetten. Voor de partner van mijn moeder en vele anderen komt dat onderzoek te laat.

Het was vooral een triest verhaal in het begin. Mijn moeders partner, longpatiënt en zwak van gezondheid, werd ziek. 99% zeker dat het het coronavirus is, stelde de huisarts vast. Die pech kun je gewoon hebben en zeker als je in de tachtig bent en een zwakke gezondheid hebt.

Maar de kwestie kreeg een vervelend kantje toen mijn moeder bijna terloops aan de telefoon vertelde dat de zorg, die in hun appartement in een woonzorgcentrum zeker drie keer per dag langs kwam, nooit beschermende kleding had gedragen. Totdat bekend werd dat het virus waarschijnlijk had toegeslagen. Sindsdien kwamen de verzorgers alleen nog maar met alle vereiste bescherming binnen. “Waarom kon dat niet eerder?”, vroeg mijn moeder zich hardop aan de telefoon af.

Van stoep naar balkon

De drie weken daarvoor hadden mijn zus en de twee kinderen van haar partner het appartement niet meer betreden. Vanwege het besmettingsgevaar. Het enige contact dat ze hadden was van beneden op de stoep, waar de kinderen zich opstelden, naar boven op het balkon op de eerste verdieping, waar mijn moeder en haar partner zich installeerden.

Het was moeilijk voor haar, zoals elke keer weer tijdens onze telefoongesprekken tussen Heerlen en Rio de Janeiro bleek. Er werd heel veel van mijn moeder gevergd met de zorg voor een zieke en zwakke man en ze had niemand die eens even een arm om haar heen sloeg. Het had al nauwelijks meerwaarde meer dat mijn zus slechts een paar kilometer van haar vandaan woont, in tegenstelling tot ikzelf, die aan de overkant van de Atlantische Oceaan neerstreek.

Ik vond die eenzaamheid van mijn moeder ten gevolge van het virus al heel moeilijk te accepteren, maar toen bleek dat het besmettingsgevaar kwam van degenen die hen verzorgden, sloegen wel een beetje de stoppen door. “Het kan niet anders”, zei mijn moeder. “We zijn zelf nergens meer geweest en de kinderen kwamen niet over de vloer.”

Niet alleen vind ik dit erg voor mijn moeder, ook voor de verzorgers. Zij worden op pad gestuurd zonder bescherming en lopen het risico besmet te worden of een besmetting over te dragen. Hún dierbaren en naaste omgeving lopen natuurlijk ook gevaar.

Buurtzorg

Terwijl deze gebeurtenissen zich ontvouwden en mijn moeders partner op sterven lag, las ik op de social media steeds meer berichten over verpleeg- en verzorgingshuizen waar het personeel zonder beschermende kleding aan het werk was en waar op sommige plekken ook heel veel ouderen overleden. Mijn verbijstering en woede groeiden alleen maar. Het was beleid om deze mensen risico te laten lopen, omdat er een tekort aan beschermende kleding was. Was daar nu werkelijk niets aan te doen?

In de NRC las ik in die tijd, begin april, een interview met zorgmanager Jos de Blok, die de scepter zwaait over de thuiszorgorganisatie Buurtzorg, met ruim vijftienduizend werknemers. De man had een eigenzinnig beleid ontwikkeld om zijn personeel van tenminste mondkapjes te voorzien om besmettingsgevaar te verkleinen. Het sprak mij gezien de geschiedenis van mijn moeder en haar partner aan. Hier was iemand bezig om te proberen een oplossing voor het probleem te verzinnen! Het kwam hem op kritiek te staan, want hij hield zich niet aan de landelijke richtlijnen, maar hij hield gewoon vol.

Ik kan er als leek op het gebied van gezondheidszorg niet over oordelen of De Blok een goed beleid voert. Het zou interessant zijn om ook eens te praten met zijn medewerkers. Maar dat gegeven dat er algemene richtlijnen zijn die voor iedereen hetzelfde moeten zijn, roept wel vragen bij me op. Is dat nu werkelijk altijd de beste oplossing, zeker als je met zo’n wreed en wispelturig virus te maken hebt, en zou je uitgangspunt niet moeten zijn: we redden wat we kunnen redden en als het niet linksom is, dan maar rechtsom? Kan zo’n landelijke richtlijn in dit soort situaties niet averechts werken?

Kwaliteit van leven

In Brazilië klagen gouverneurs erover dat de centrale regering, die van de roemruchte Jair Bolsonaro dus, veel te weinig beschermende kleding en medische apparatuur, met name voor beademing, naar hen toestuurt. Ze gaan zelf oplossingen zoeken. Net als zorgmanager Jos de Blok. Wat je wilt is levens redden tenslotte.

Ook van ouderen.

We hebben geen idee van de kwaliteit van de levens en van de wensen van de betrokkenen die zich achter de ramen van de verpleeg- en verzorgingshuizen afspelen en hebben er dan maar beter ook geen mening over. Ik zeg dit met het oog op de opmerking over dor hout van Marianne Zwagerman. Daar moest ik ook aan denken toen ik een filmpje zag van een vrolijke dame van de leeftijd van mijn moeder (82) die gezeten op een bankje in de zon vertelde dat ze nog fietste, een minnaar had van vijftien jaar jonger en enorm genoot van het Amsterdam in lockdown zonder rolkoffers dat weer een beetje haar Mokum was geworden. Dat.

Mijn moeder, die de laatste paar jaar te maken heeft gehad met een ernstig aftakelende man, kan die niet nog een aantal mooie jaren tegemoet gaan en heeft ze er geen recht op dat de overheid haar best doet om goede omstandigheden daarvoor te scheppen, al was het maar door goed te reageren op een akelig virus? En wijlen haar partner, ja hij verkeerde in slechte gezondheid, maar is het niet dieptreurig dat hij 99% zeker voortijdig is heengegaan als gevolg van een algemene richtlijn van de overheid?

Ik ben zeer benieuwd naar het resultaat van het onderzoek van Amsterdam UMC. Vooruitlopend daarop doe ik een oproep om het leven van jong en oud te respecteren en te koesteren.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen donatie € -